Edwin Kroon RB

  • Register Belastingadviseur

"Voor zeer persoonlijke dienstverlening aan zelfstandige ondernemers, vrije beroepsbeoefenaren, verenigingen, stichtingen en particulieren."

SRA Nieuwsbrief 4e kwartaal 2012 - Deel 1

1. Forse lastenverzwaring voor 'goed betalende' werkgever

De kogel is door de kerk. Vlak voor het zomerreces stemde de Eerste Kamer in met een werkgeversheffing over hoge lonen. Bedraagt het loon van uw werknemer dit jaar meer dan € 150.000, dan wordt u volgend jaar geconfronteerd met een extra werkgeversheffing (pseudo-eindheffing). Ook de werkgeversheffing op excessieve vertrekbonussen wordt fors verhoogd: van 30 naar 75%.

Werkgeversheffing over hoge lonen
U krijgt volgend jaar te maken met de werkgeversheffing over hoog loon als u dit jaar een werknemer in dienst heeft met een loon hoger dan € 150.000. Daarbij wordt uitgegaan van het loon uit tegenwoordige dienstbetrekking voor het hele jaar 2012, inclusief alle structurele en incidentele beloningen en dus ook inclusief de bijtelling auto. De werkgeversheffing is eenmalig in 2013 en bedraagt 16% over het meerdere boven de € 150.000. Deze komt dus boven op de reguliere loonkosten die u als werkgever al heeft.

Werkgeversheffing in praktijk
Stel, uw werknemer heeft in 2012 een jaarloon verdiend van € 165.000. Het meerdere boven de € 150.000 is in 2013 belast met 16%. Het verschil tussen € 165.000 en € 150.000 is € 15.000. Over dit bedrag wordt de werkgeversheffing berekend. Die bedraagt dus 16% van € 15.000 = € 2.400. Dit bedrag bent u als werkgever op 31 maart 2013 verschuldigd en moet u afdragen aan de Belastingdienst.

Let op:
Deze werkgeversheffing is eenmalig en komt dus niet terug in 2014!

Heeft uw werknemer in een jaar meerdere banen gehad, dan is geen werkgeversheffing verschuldigd, zolang geen van de werkgevers in het jaar 2012 een loon hoger dan € 150.000 heeft betaald. Vervult de werknemer binnen één concern meerdere dienstbetrekkingen, dan gaat deze regel niet op. In dat geval moet namelijk worden uitgegaan van het totaalbedrag aan loon verdiend in 2012. De werkgever binnen het concern die in 2012 het grootste deel van loon heeft verstrekt, betaalt ook de werkgeversheffing.

Samenloop met de gebruikelijk loonregeling
Verdient u als aanmerkelijkbelanghouder in 2012 een gebruikelijk loon dat hoger ligt dan € 150.000, dan krijgt uw bv te maken met de werkgeversheffing over hoge lonen.

Ontgaan niet mogelijk
U ontloopt als werkgever niet zomaar de werkgeversheffing over hoge lonen. Extra maatregelen worden de komende maanden getroffen om dit te voorkomen. Een ontgaansmogelijkheid zou bijvoorbeeld kunnen zijn dat een werkgever de dienstbetrekking van zijn werknemer nog dit jaar in overleg geheel of gedeeltelijk omzet in een zzp-contract. Vanaf dat moment geniet de werknemer dan winst uit onderneming of resultaat uit overige werkzaamheden en dus geen loon meer. In dat geval zal worden bepaald dat het inkomen verkregen met een zzp-contract toch tot het loon wordt gerekend. Deze ontgaansmogelijkheid is hiermee afgesloten.

Werkgeversheffing op excessieve vertrekbonussen
Tot slot wordt volgend jaar ook de werkgeversheffing op excessieve vertrekbonussen aan werknemers aanzienlijk verhoogd. Betaalt u nu nog als werkgever 30% belasting over een excessieve vertrekbonus (hoger dan € 531.000), in 2013 is dat 75%.

Terug naar boven | Terug naar Nieuws

2. Voorkom inlenersaansprakelijkheid. Ga voor vrijwaring!

Leent u wel eens uitzendkrachten in, dan loopt u als inlener het risico om aansprakelijk gesteld te worden als het uitzendbureau zijn loonheffingen en omzetbelasting niet betaalt aan de Belastingdienst. Per 1 juli 2012 zijn de voorwaarden voor inlenersaansprakelijkheid gewijzigd. Voldoet u aan de voorwaarden, dan kunt u niet langer aansprakelijk worden gesteld.

Aansprakelijkheid voorkomen
U kunt aansprakelijkheid voorkomen door een deel van het factuurbedrag te storten op de g-rekening van het uitzendbureau. Maar daarmee bent u maar gevrijwaard tot het bedrag dat u op deze rekening heeft gestort. Blijkt achteraf dat meer loonheffingen of omzetbelasting zijn verschuldigd, dan kunt u toch nog aansprakelijk worden gesteld. Voldoet u per 1 juli echter aan bepaalde voorwaarden, dan kunt u een beroep doen op de 'disculpatieregeling' inlenersaansprakelijkheid. U bent dan gevrijwaard van aansprakelijkstelling.

Disculpatieregeling inlenersaansprakelijkheid
Disculpatie betekent een beroep doen op het ontbreken van schuld. Dankzij de disculpatieregeling inlenersaansprakelijkheid kunt u niet aansprakelijk gesteld worden, ook niet als achteraf blijkt dat het uitzendbureau te weinig loonheffingen of omzetbelasting heeft afgedragen. U moet wel voldoen aan de hierna genoemde zeven voorwaarden:

  1. Het uitzendbureau voldoet aan de NEN-4400-1 of 4400-2 norm en is opgenomen in het register van de Stichting Normering Arbeid (SNA). U weet zo zeker dat u arbeidskrachten inleent van een gecertificeerde uitzendonderneming.
  2. U stort 25% van de factuur (inclusief omzetbelasting) op de g-rekening van het in het SNA-register opgenomen uitzendbureau. Bij verlegging van de omzetbelasting is dit 20% van het factuurbedrag.
  3. De betaling op de g-rekening voldoet aan de voorwaarden voor vrijwarende betalingen. Dit houdt onder andere het volgende in:
  • de factuur van het uitzendbureau voldoet aan de eisen die de Wet op de omzetbelasting daaraan stelt;
  • op de factuur staat het nummer of het kenmerk – voor zover aanwezig – van de overeenkomst waar de factuur betrekking op heeft;
  • op de factuur staat het tijdvak of de tijdvakken waarin de gefactureerde prestatie is verricht;
  • de factuur vermeldt de benaming of kenmerk van het werk.

4. Bij betaling vermeldt u het factuurnummer en ook andere identificatiegegevens van de factuur, voor zover van toepassing.

5. Uw administratie is zodanig ingericht dat de Belastingdienst daaruit direct de gegevens kan terugvinden over de inlening, de manurenadministratie en de betalingen.

6. U kunt de identiteit van de ingeleende werknemer aantonen.

7. Indien noodzakelijk kunt u aantonen dat een ingeleende buitenlandse werknemer beschikt over een geldige verblijfs- of tewerkstellingsvergunning.

Overgangsregeling
Volledige vrijwaring, waarbij u voldoet aan alle zeven voorwaarden en verzoekt om toepassing van de disculpatieregeling inlenersaansprakelijkheid, kan alleen voor het deel dat u heeft gestort op de g-rekening van het uitzendbureau na 1 juli 2012. Bovendien moeten uw stortingen betrekking hebben op tijdvakken gelegen na 1 juli 2012. In alle andere gevallen geldt nog het oude regime van vrijwaring. Dat wil zeggen dat u alleen gevrijwaard bent tot het bedrag dat u heeft gestort op de g-rekening van het uitzendbureau.

Terug naar boven | Terug naar Nieuws

3.  Bent u klaar voor de btw-verhoging?

Het algemene btw-tarief van 19% gaat per 1 oktober 2012 definitief omhoog naar 21%. Dat heeft gevolgen voor u als btw-belaste ondernemer. Want welk tarief moet u toepassen als u goederen levert of diensten verricht op of na 1 oktober en wat als uw klant al vooruitbetaald heeft? Leest u verder, zodat u zich op tijd kunt voorbereiden.

Welk tarief moet u hanteren?
Welk btw-tarief u straks moet toepassen (19% of 21%), hangt af van het moment waarop u goederen levert of diensten verricht. Samenvattend betekent dit het volgende:

  • U levert goederen of verricht diensten op of na 1 oktober 2012. U moet 21% btw in rekening brengen.
  • U levert goederen of verricht diensten vóór 1 oktober 2012. U brengt 19% btw in rekening, ook als u pas na deze datum factureert.

Vooruitbetalingen
Maar wat als uw klant nu al gedeeltelijk vooruitbetaalt voor goederen of diensten die u levert na
30 september 2012? Over de hele prijs geldt nu het btw-tarief van 21%. U levert immers pas op of na 1 oktober. Over de vooruitbetaling heeft u al 19% btw in rekening gebracht. Het verschil tussen 21% en 19% bent u op 1 oktober dan nog verschuldigd.

Om te voorkomen dat bedrijven in dit soort situaties aanvullende facturen moeten uitreiken, is er een goedkeuring van het kabinet. Voor prestaties die u verricht vanaf 1 oktober 2012 mag u al vóór die datum btw factureren naar het tarief van 21%. Deze omzet kunt u aangeven in rubriek 1c (overige tarieven behalve 0%) op de aangifte omzetbelasting 3e kwartaal 2012.

Doorlopende prestaties
Levert u doorlopende prestaties (zoals het verlenen van licenties of bij abonnementen) die zijn aangevangen vóór 1 oktober 2012 en doorlopen na 30 september 2012? In dat geval geldt het btw-tarief van 21% alleen voor het deel van de prestatie die plaatsvindt na 30 september 2012.

Btw-verhoging en uw administratie
De btw-verhoging heeft ook gevolgen voor uw administratie. U zult uw boekhoudsysteem vóór 1 oktober moeten aanpassen om het btw-tarief van 21% vanaf die datum goed te kunnen verwerken in uw admini-stratie en in de daaruit voortvloeiende btw-aangifte. En wat te denken van prijslijsten en dergelijke? De btw-verhoging betekent voor u dus nu al werk aan de winkel.

Overgangsrecht voor onroerende zaken
Voor de levering van onroerende zaken middels een koop-/aannemingsovereenkomst, waarbij de vergoeding in termijnen vervalt, is er een speciaal overgangsrecht. Het nieuwe btw-tarief van 21% geldt niet over de hele prijs, maar alleen over de termijnen die vervallen na 30 september 2012. Dit geldt ook voor apart overeengekomen verbouwingen, waarbij de vergoeding vervalt in termijnen. Het overgangs-recht geldt echter niet voor diensten die bestaan uit het verrichten van onderhouds- of herstelwerkzaam-heden.

Tot slot is er nog een speciale overgangsregeling voor nieuwbouwwoningen, gekocht vóór 28 april 2012 met een opleveringsdatum ná 30 september 2012. Wordt de vergoeding in termijnen betaald, dan blijft het 19% btw-tarief gelden voor alle termijnen die vervallen vóór 1 oktober 2013. Termijnen die vervallen na die datum vallen onder het 21%-tarief.

Terug naar boven | Terug naar Nieuws

4.  Kom in actie tegen de aanslag erfbelasting!

Wie een onderneming erft en voortzet, hoeft aanzienlijk minder erfbelasting te betalen dan iemand die privévermogen erft. Dit komt omdat bij het erven van ondernemingsvermogen vaak gebruik kan worden gemaakt van de bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet. Deze bedrijfsopvol-gingsregeling staat nu ter discussie door een uitspraak van de rechtbank Breda. Want waarom geldt de zeer hoge vrijstelling van deze faciliteit alleen bij het verkrijgen van ondernemings-vermogen en hoe rechtvaardig is dit? De uitspraak kan gunstig uitpakken als u recentelijk privévermogen heeft geërfd of dit binnenkort verwacht. Actie is dan wel geboden.

Bedrijfsopvolgingsfaciliteit
Erft u ondernemingsvermogen, dan kunt u mogelijk gebruikmaken van de bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet. U betaalt dan aanzienlijk minder of helemaal geen erfbelasting. Er geldt namelijk een zeer hoge vrijstelling tot maximaal € 1.006.000 van de waarde van de onderneming. Is de onderneming meer waard, dan geldt een vrijstelling van 83% over het meerdere. Bent u na alle vrijstellingen toch erfbelasting verschuldigd, dan kunt u hiervoor uitstel van betaling aanvragen. Al met al voordelen die u niet heeft als u privévermogen erft. U kunt niet zomaar gebruikmaken van de bedrijfsopvolgingsregeling, want er gelden diverse voorwaarden. Zo moet u bijvoorbeeld de onderneming nog minimaal vijf jaar voortzetten (voortzettingsvereiste).

Ongeoorloofd onderscheid tussen privé- en ondernemingsvermogen
De rechtbank Breda besliste onlangs dat de bedrijfsopvolgingsregeling zorgt voor een ongeoorloofd onderscheid tussen privé- en ondernemingsvermogen. De wetgever heeft de faciliteit destijds in het leven geroepen om zo te voorkomen dat de continuïteit van een onderneming in gevaar komt door liquiditeits-problemen omdat erf- of schenkbelasting moet worden betaald.

Aanvankelijk gold een vrijstelling van 25% van het ondernemingsvermogen, maar de vrijstelling is in de loop der jaren alleen maar hoger geworden, zonder onderbouwing en zonder rechtvaardiging. Uit niets blijkt dat ondernemingen zonder de huidige bedrijfsopvolgingsregeling ook echt in liquiditeitsproblemen komen. De faciliteit mag ook worden toegepast als er helemaal geen problemen zijn. De begunstiging van ondernemingsvermogen gaat dan ook volgens de rechter veel verder dan redelijk is.

Mogelijk vergaande gevolgen
De uitspraak heeft inmiddels voor veel beroering gezorgd. De Belastingdienst gaat vrijwel zeker in hoger beroep en ook de Tweede Kamer heeft over deze zaak vragen gesteld. De uitspraak roept veel onduidelijkheden op, zoals:

  • Hoe moet worden omgegaan met reeds ingediende aangiften erfbelasting?
  • Mocht de uitspraak stand houden, gelden er dan voor het privévermogen ook bepaalde voorwaarden? Mag dit bijvoorbeeld ook vijf jaar niet worden vervreemd? Bij het erven of bij schenking van ondernemingsvermogen geldt immers ook een voortzettingsvereiste van vijf jaar.
  • Geldt deze uitspraak ook voor de schenkbelasting?
  • Gaat de wetgever de wet aanpassen en wordt de vrijstelling voor ondernemingsvermogen aan banden gelegd? In dat geval zou de uitspraak mogelijk gunstige gevolgen hebben voor particulieren, maar niet voor ondernemers.
  • Gaat deze uitspraak de Staat naar schatting € 1 mrd kosten?

Wat te doen?
Gezien alle onduidelijkheden op dit moment en het grote financiële belang, is het verstandig om bezwaar te maken tegen een nog niet definitief opgelegde aanslag schenk- of erfbelasting of een aanslag die nog niet onherroepelijk vaststaat. Neem hiervoor contact met ons op. Door tijdig bezwaar te maken, onder verwijzing naar de uitspraak van de rechtbank, behoudt u in ieder geval uw rechten.

Terug naar boven | Terug naar Nieuws

Tips

1.  Blijvend fiscaal voordeel bij groen beleggen
Uw inkomsten uit sparen en beleggen worden in box 3 van de inkomstenbelasting belast. Uiteraard pas als u boven een bepaald heffingsvrij vermogen komt (2012: € 21.139 per persoon). Belegt u een gedeelte van uw vermogen 'groen', dan kunt u profiteren van blijvend fiscaal voordeel. Eerder was sprake van het afschaffen in stappen van de heffingskorting voor groen beleggen, maar dat is nu teruggedraaid. Voor u als belegger in groene projecten blijft een vrijstelling gelden in box 3 van maximaal € 56.420. Bovendien blijft u recht houden op een heffingskorting van 0,7% van het vrijgestelde bedrag in box 3.

De vrijstellingen in box 3 en de heffingskortingen voor sociaal-ethisch beleggen, cultureel beleggen en voor durfkapitaal vervallen met ingang van 1 januari 2013.

2.  Herstelbeleid voor inrichtingseisen van bestelauto’s
Voor bestelauto’s gelden aparte tarieven in de mrb (motorrijtuigenbelasting) en de bpm (belasting op personenauto’s en motorrijwielen). Uw bestelauto moet dan wel voldoen aan bepaalde inrichtingseisen, anders riskeert u bij controle forse naheffingen en boetes. Gelukkig krijgt u in dat geval vaak wel een herstelmogelijkheid. Dit herstelbeleid is onlangs verduidelijkt. Als het karakter van de bestelauto slechts in geringe mate is aangetast, krijgt u eenmalig de gelegenheid om uw bestelauto weer in te richten volgens de wettelijke eisen. Er zijn nog meer voorwaarden en herstel wordt niet geboden als bij een eerdere aanhouding al een zogeheten informatieformulier inrichtingseisen bestelauto’s aan u is uitgereikt. Laat u de bestelauto na herstel binnen een bepaalde termijn niet zien aan de inspecteur of zijn de afwijkingen niet voldoende hersteld, dan kunt u alsnog een naheffingsaanslag verwachten.

3.  Btw-voordeel voor oudere auto van de zaak
Gebruikt u of uw werknemer de auto van de zaak ook privé, dan moet u aan het eind van het jaar btw afdragen over dit privégebruik. Daarvoor kunt u gebruik maken van een forfaitaire regeling. Dat betekent dat u voor de btw-heffing over het privégebruik uitgaat van 2,7% van de catalogusprijs van de auto, inclusief btw en bpm.

Deze forfaitaire btw-bijtelling voor het privégebruik van de auto van de zaak is recentelijk verlaagd voor 'oudere' auto's. Nadat u als ondernemer de auto vijf jaar (inclusief het jaar van ingebruikneming) in de onderneming heeft gebruikt, hoeft u nog maar 1,5% van de catalogusprijs bij te tellen.

Deze maatregel werkt terug tot 1 juli 2011. Dit is toch al gauw een btw-voordeel van enkele honderden euro's per jaar. De maatregel is alleen voordelig voor ondernemers die de btw over de aanschaf van de auto in het verleden konden aftrekken. Ondernemers die dit niet konden, mochten al gebruik maken van het lagere forfaitaire percentage van 1,5%.

4. Gelijke bescherming voor zzp'er en 'gewone' werknemer
Een zelfstandige zonder personeel (zzp'er) kiest als ondernemer zelf voor het ondernemerschap, voor de verantwoordelijkheid en voor de risico's die hij loopt bij het werk. In de arboregelgeving geldt dan ook een beperktere arbeidsbescherming voor zzp'ers dan voor werknemers. Dit kan voor problemen zorgen als beide groepen op één arbeidsplaats samenwerken. Daarom gelden vanaf 1 juli 2012 dezelfde regels voor zzp'ers en werknemers op dezelfde arbeidsplaats. Hierdoor zijn bijvoorbeeld maatregelen op een bouwplaats om de fysieke belasting te beperken ook van toepassing op de zzp'er.   


5.  Nieuwe aftrekbeperking van deelnemingsrente
De vennootschapsbelasting krijgt er volgend jaar een nieuwe aftrekbeperking bij: de aftrekbeperking van deelnemingsrente. Het gaat dan om de rente op een lening ter financiering van een deelneming in een andere bv. Niet veel bedrijven in het midden- en kleinbedrijf zullen worden geraakt door deze aftrekbeperking. De beperking komt namelijk pas kijken als sprake is van excessieve aftrek van deelnemingsrente. Bedraagt deze deelnemingsrente meer dan € 750.000, dan is deze daarboven niet aftrekbaar. Verder geldt de regeling niet als sprake is van 'actieve financieringsactiviteiten binnen het concern'. Voor 'oude' deelnemingen is er een overgangsmaatregel in de vorm van een optioneel forfait. Een 'oude' deelneming is een deelneming die is verworven of uitgebreid in een boekjaar dat is aangevangen uiterlijk op 1 januari 2006.

6.  Soepele arboregels bij plaatsonafhankelijk werken
Het is steeds gebruikelijker dat een werknemer niet alleen bij de werkgever zelf werkt of thuis, maar ook op een andere plek. Denk bijvoorbeeld aan een internetcafé of het openbaar vervoer. Voor het werken in de eigen woning is al langere tijd een lichter arboregime van toepassing. Dit soepeler regime geldt vanaf 1 juli 2012 ook voor het werken op andere plekken buiten het bedrijf. Zo bent u als werkgever bijvoorbeeld niet verantwoordelijk voor de inrichting van het (internet)café waar uw werknemer af en toe werkt. Uiteraard moet u er wel op toezien dat uw werknemer zich niet in een onveilige situatie begeeft. Meer informatie over arbowet en -regelgeving kunt u terugvinden op http://www.arboportaal.nl/.

Terug naar boven | Terug naar Nieuws

Nieuwsbrieven | Tips & Adviezen

Nieuwsbrieven van uw SRA - Kantoor

Archief

Disclaimer

Hoewel bij het samenstellen van de inhoud van deze site de uiterste zorg is nagestreefd, wordt iedere aansprakelijkheid uitgesloten voor onjuistheden, onvolledigheden en eventuele gevolgen van het handelen op grond van informatie die op of via deze site (links) beschikbaar is.

Although at composing the contents of this site the extreme care has been pursued, every liability is excluded for inadequacies, incompletions and possible impact of acting on the basis of information which is on or by means of this site (links) available.

Terug naar boven